Dieuw Schuijtemaker, bestuurslid

‘Mijn rol is straks het bedenken en organiseren van activiteiten waar een heleboel mensen plezier aan beleven’

Kind van de oudste boerenfamilie in Noord-Holland die altijd op dezelfde plek heeft gewoond. In het dorp Grosthuizen, aan de rand van de Beemster, sinds 1660. Haar moeder kwam uit de Beemster. Haar grootouders ook. Opa Zijp was dijkgraaf en boer aan de Neckerweg. Ook haar geschiedenis ligt voor een groot deel in de polder. Ze speelt sinds 1976 orgel in de Doopsgezinde Vermaning. Haalde jarenlang oma op om samen naar de dienst te gaan; zij als muzikant, oma als toehoorder. Ook haar overleden echtgenoot, fotograaf Wijndel Jongens, is geboren Beemsterling. Werkt al 46 jaar bij de gemeente Koggenland, heeft sinds 1979 minstens 500 huwelijken voltrokken en is de uitvaartleider van het dorp. Staat te popelen om haar andere passie, theater, behalve op locatie en in haar eigen tuin, in de Beemster Vertoeving te realiseren en mee te maken.

‘Ik voel me erg thuis in de Vermaning. De sfeer en het volk dat er komt spreken me aan. En ik houd van die soberheid. We kennen niet de hiërarchie die andere kerkgenootschappen hebben, dat is ook prettig. Vrouwen mochten al vroeg voorgaan, eerder dan bij de andere. Ik kom uit een vrijzinnig nest, maar dat bijt elkaar niet. Ik speel tijdens zo’n tachtig kerkdiensten per jaar. Ook bij een katholiek koor, in de kerk van mijn hervormde vader en in Doopsgezinde kerken. Overal is de sfeer anders, maar dat vind ik niet erg. Juist interessant. En ja, er zijn nu eenmaal te kort organisten. Ik vind orgelspelen in de kerk een mooie zaterdagavond- en zondagochtendbesteding. De Vermaning is de eerste die ik in mijn agenda zet. Dan de kerk in Avenhorn. En dan pas de rest. Als kind zat ik op pianoles. Toen er een organist in zijn kerk uitviel zei mijn vader: dat kan jij wel. Als het niet gaat, dan neem ik het over. Eenmaal in de kerk zat ik met zweet in mijn handen en rode vlekken op mijn gezicht, maar ik heb het gered. Toen ben ik het blijven doen.  

Jaap Slagt vroeg of ik mee wilde denken over een nieuwe invulling van de Beemster Vermaning. Op mijn werk heb ik een tijd kunst en cultuur in mijn portefeuille gehad. En ik ben een vreselijk theaterdier. Oerol, de Parade, Karavaan, ik ga ze allemaal af. In een zomer zie ik zestig voorstellingen. Ik maak een strak programma zodat ik zo veel mogelijk voorstellingen kan zien. Ik heb zelfs zomers een theaterfestival in mijn eigen tuin. Mijn overleden man was gespecialiseerd in fotografie van documentaire en kunst. Het onderwerp is dus op mijn lijf geschreven. Ik vond het plan in eerste instantie heel ambitieus. Maar met de goede mensen in ons bestuur moet het lukken. 

De leeggang van de kerken is een onomkeerbaar feit. Je moet het niet kunstmatig in stand willen houden. Dat is trekken aan een dood paard. Dit is een geweldig initiatief. Ik heb al heel veel artiesten op het oog die straks in de Beemster mooie voorstellingen kunnen maken. Ik heb het gevoel dat mijn rol straks pas komt; het bedenken en organiseren van activiteiten waar een heleboel mensen plezier aan beleven. Dat lukt het beste als je er zelf ook plezier aan beleeft.’