Christine van Splunter, bestuurslid

‘Ze waren zo enthousiast dat ik er alleen maar in mee kon gaan

Dochter van bevlogen voorzitter van de kerkenraad. Zelf niet zo’n fan van kerkgenootschappen, maar wel sociaal bewogen, echt een mensen-mens. Moet ook wel als wijkconsulent die met leefbaarheid in haar portefeuille lastige kwesties mag oplossen. Ging niet naar haar moeders kerk, hoefde dat ook niet. Maakte via de zondagsschool en zomerkampen kennis met de normen en waarden: verbinding, samen zijn, gezelligheid, een goede tijd hebben met elkaar. Eigenlijk precies zoals thuis. Wil met haar bijdrage aan Beemster Vertoeving ervoor zorgen dat mensen elkaar gaan vinden en iets kunnen betekenen voor elkaar.

‘Clubhuis zeggen wij thuis als het over deze kerk gaat. Kerk maakt het zo klein, dat benauwt me. Bovendien gebeurt er meer dan alleen het houden van kerkdiensten. Ik heb er ooit mijn verjaardag gevierd. De zeilkampen van de kerk waren anders dan reguliere, waar het om strijd ging. Bij ons ging het om lekker zeilen, gezelligheid. Het maakte niet uit wat je aanhad, hoe je eruitzag. Er was altijd een enorm groepsgevoel. Janken als je naar huis ging. Een stoomketel aan opgebouwde energie met elkaar die ontplofte.

 Mijn moeder is behoorlijk op leeftijd. Er moet wat gebeuren met dat kerkje, anders raken we het kwijt, zei ze al jaren eerder, maar was niet meer in staat om dat zelf aan te pakken. Het idee dat het zou verdwijnen vond ik zonde. Ze waren al bezig met het plan om woningen te ontwikkelen. Ik was er meteen enthousiast over. Destijds werkte ik bij een woningbouwcoöperatie en zag dat ik aan het project kon bijdragen. Ik paste gewoon helemaal in het pulletje. Ik kende Jaap persoonlijk en wist dat Dieuw organist was. Chris en Gerrit kende ik niet, maar ze waren zo enthousiast dat ik er alleen maar in mee kon gaan. Onze eerste gezamenlijke actie was het organiseren van een vintagemarkt, een manier om het idee onder de aandacht te brengen. Vervolgens ging ik meedenken over de vorm en de tekeningen en zocht ik contact met de buren om ze te informeren over het plan. Het ging heel organisch, eigenlijk als vanzelf.

 Ik zie het eindresultaat een beetje als een hofje; een verzameling huisjes rond een gemeenschappelijk terrein. Het kerkgebouw moet een huiselijk gevoel geven. Dat doe je niet met een bank of kleed. We denken aan een bijzondere aankleding. Er is plek voor presentaties, workshops, voorstellingen, maar het kan bijvoorbeeld ook een plek zijn waar een vluchteling zijn verhaal doet. Een voordracht of optreden van een bekende Nederlander is ook prima. Soms moet je iemand van buiten halen om het binnen beter te krijgen.’